woensdag 29 maart 2017

Deelname aan Virtual reality in het onderwijs; hét congres

Woensdag 29 maart ben ik naar een congres geweest over het gebruik van virtual reality in het onderwijs. Dit congres was georganiseerd vanuit het innovatienetwerk van ROC West-Brabant. Ik volg dit innovatienetwerk online en offline. Via de facebookgroep en de netwerkapp sta ik in contact met andere docenten die deel uit maken van dit netwerk.
Het congres was opgezet om mensen uit het werkveld te informeren en te inspireren over de mogelijkheden van het inzetten van virtual reality  in het onderwijs. Verschillende sprekers hebben kun kennis en ervaring gedeeld wat betreft de inzet hiervan in de huidige vorm van het onderwijs.

Tijdens dit gesprek heb ik vier sprekers gehoord:
- Jorick Huizinga (CEO & Co-Founder van Unit040). Hij heeft een zeer ambitieuze visie over de toekomst van virtual reality ofwel visualisatie in het onderwijs. Met veel technieken die niet of nauwelijks nog zijn ontwikkeld heeft hij een kijkje gegeven in het onderwijs van de toekomst.
- Robin de Lange (Founder & Researcher at Virtual Reality Learning Lab). Aan de hand van zijn promotie-onderzoek heeft hij de mogelijkheden en meerwaarde van virtual reality in het onderwijs gedeeld. Hij is van mening dat het VR steeds goedkoper gaat worden en beter inzetbaar in de huidige onderwijspraktijk.
- Rufus Baas (Project manager/practor). Een inkijk in zijn project met de design academie. Hoe je VR kan implementeren als co-constructie gestuurd onderwijs. 
- Dirk Verbeek (Beleidsmedewerker van Het Innovatienetwerk). Hij heeft de ervaringen met verschillende VR projecten binnen het MBO gedeeld.

 Het congres werd afgesloten met een Experience. Verschillende VR producten werden door bedrijven gepresenteerd en konden worden uitgeprobeerd. Dit varieerden van rekenen en Engels met VR tot een lasapparaat dat geheel VR gestuurd is. Er was de ruimte om kennis en ervaringen met elkaar te delen. Daarnaast heb ik nieuwe contacten gelegd met onderwijsprofessionals die met VR aan de slag zijn of dat van plan zijn om te gaan doen. Ondanks dat het merendeel van de gasten uit het MBO kwam heb ik toch hele interessante gesprekken kunnen voeren over het inzetten van VR in het onderwijs en wat dat voor onze toekomst betekent of zou kunnen betekenen. Dankzij de 'netwerkapp' heb ik mijn netwerk uit kunnen breiden met nieuwe en inspirerende mensen. Deze 'netwerkapp', maakt gebruik van LinkedIn. Binnen de 'netwerkapp' is er alle ruimte om met elkaar te chatten en eventueel af te spreken.

zondag 26 maart 2017

QUEST 3 - SWOT (versie 2)



INLEIDING
Deze SWOT-analyse is gericht op de school waar ik momenteel werkzaam ben, omschreven als Basisschool X, in relatie met het gekozen groepsscenario ‘Offline <<>> Tailormade’. De analyse is opgesteld door te denken in het jaar 2030, waarbij ervaringen uit het heden in acht zijn genomen.

Binnen dit scenario wordt er bewust gekozen voor een
offline leeromgeving, om middels fysiek en intensief contact met leerkracht en medeleerlingen de individualisering binnen de huidige maatschappij te voorkomen. Er is veel aandacht voor het aanleren van sociale- en culturele vaardigheden, mede omdat de dynamische arbeidsmarkt hier om vraagt (Onderwijsraad, 2014). Tevens kiest Basisschool X er voor om inclusief en passend onderwijs in de breedste zin van het woord te verzorgen (Platform Onderwijs 2032, 2014). Nijhof (1981) onderkent dat interne differentiatie, via leeftijdsselectie, de variatie in leerrelevante kenmerken tussen leerlingen in groepen kan maximaliseren. Dit maakt dat het onderwijs binnen Basisschool X individualistischer en meer flexibel wordt vormgegeven, tailormade!

STRENGTS
Het onderwijs op Basisschool X kenmerkt zich door de gepersonaliseerde leeromgeving die er voor de leerlingen wordt gecreëerd. Om dit te kunnen bewerkstelligen is onlangs de keuze gemaakt om lesmethoden aan de kant te leggen en te gaan werken vanuit leerlijnen. Er wordt hierdoor maatwerk geleverd, gezien de lesstof sterk kan worden aangepast aan de behoeften en capaciteiten van de leerling. Basisschool X verzorgd inclusief en passend onderwijs in de breedste zin van het woord (Platform Onderwijs 2032, 2014). De leerling is binnen dit scenario aan zet en beschikt over keuzevrijheid en autonomie met betrekking tot het lesaanbod. Er wordt veel waarde gehecht aan intensief contact tussen docenten en studenten onderling, waardoor socialisering plaats vindt.

WEAKNESSES
Om de sterkten van de organisatie daadwerkelijk te kunnen garanderen, dienen de leerkrachtcompetenties op Basisschool X in kaart te worden gebracht. Want ondanks dat de wil er is om onderwijs op maat te leveren, vraagt dit om specifieke docentcompetenties (Walraven, Kieft & Broekman, 2011). De MLI’er speelt hierin een rol als ‘teacher leader’. Klassenconsultaties en intervisiebijeenkomsten worden ingezet om leerkrachtcompetenties in beeld te brengen en hier gepaste acties op te ondernemen. Bijscholing, teambijeenkomsten en coaching trajecten dragen bij aan de continue ontwikkeling van de onderwijsprofessionals op Basisschool X.
Tevens kunnen de kosten binnen dit onderwijsscenario flink oplopen. Hierbij kan gedacht worden aan de hoge aanschaf- en kopieerkosten van het ‘offline’ onderwijsmateriaal. Maar ook het huren, onderhouden en inrichten van een MFA kan een hoge kostenpost zijn.

OPPORTUNITIES
Door het realiseren van passend onderwijs krijgt elke leerling optimale kansen om zijn of haar kwaliteiten te ontwikkelen, waardoor individuele talenten beter zichtbaar zullen worden. Dit biedt kansen voor de leerlingen om zichzelf door te ontwikkelen, waarmee ze hun kansen kunnen vergroten binnen de dynamische arbeidsmarkt (Onderwijsraad, 2014). Ook liggen er kansen binnen dit scenario om de samenwerking met de omgeving aan te gaan, in de breedste zin van het woord. Op lokaal en regionaal niveau kunnen er samenwerkingsverbanden worden opgericht met instanties om het onderwijs in de offline leeromgeving zo betekenisvol mogelijk te kunnen inrichten. Ook kunnen de lijntjes tussen basisscholen onderling beter worden benut om het uitwisselen van elkaars kennis en vaardigheden te verwezenlijken. De MLI’er kan worden gezien als een bruggenbouwer die scholen en instanties met elkaar in verbinding brengt en hierdoor synergie weet te creëren.

THREATS
Er heerst een continue bedreiging dat Basisschool X wordt ingehaald door de digitalisering. Het werken in een offline leeromgeving kan als achterhaald en omslachtig worden gezien. De inzet van ICT zou juist een sterke bijdrage kunnen leveren aan het ontwerpen van gepersonaliseerd onderwijs en tevens uitkomst kunnen bieden om de hoge kosten drukken. Is hierin een balans te vinden? Een mooie opdracht voor de MLI’er om te onderzoeken of het mogelijk is om het goede van deze twee werelden met elkaar te combineren.    
Ook is de overstap van de huidige diplomatisering naar individuele portfolio’s lastig te organiseren. Hoe wordt dit georganiseerd? En hoe worden de behaalde leerresultaten geregistreerd? De overheid dient een sterk controlerende rol te vervullen, door middel van het uitvoeren van accreditaties, om de kwaliteit van opleidingen te waarborgen.

VERWERKING FEEDBACK
Mijn conceptversie heb ik afgelopen week mogen delen met Edwin Melis (Masterstudent MLI) en collega Jolande (groepsleerkracht en techniekcoördinator). De feedback die ik van deze personen heb mogen ontvangen, heeft me aangezet om de conceptversie verder uit te werken tot bovenstaand document. Om hiertoe te komen zijn er drie - op elkaar aansluitende - stappen gezet. In eerste instantie ben ik mijn analyse specifieker gaan toespitsen op de school waar ik momenteel werkzaam ben, waar ik in de vorige versie vrij algemeen ben gebleven. Kijkend naar ervaringen uit het heden ben ik een beeld gaan schetsen van 2032. Vervolgens heb ik een poging gewaagd om wat dieper in te gaan op wat deze manier van werken (offline <<>> tailormade) nu precies zou inhouden voor mijn collega’s en welke ondersteuning hiervoor nodig zou zijn. Een derde stap die door mij gezet is, is het verwerken van de taak van de MLI’er in het geheel. Wat zou ík, wetende wat er nog dient te gebeuren, concreet kunnen bijdragen en betekenen binnen deze ontwikkeling? Edwin en Jolande, DANK voor jullie tijd en betrokkenheid!

LITERATUUR
Blok, H., Ledoux, G., & Roeleveld, J. (2015). Opbrengstgericht werken in het primair onderwijs: een effectieve weg naar onderwijsverbetering? Pedagogische Studiën, 92, 167-178.

Deunk, M.I., Maslowski, R., Kuijk, M.F. van, & Doolaard, S. (2015). Scholen in verandering. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen, GION.

Faber, M., Geel, M. van., Visscher, A. (2013). Digitale leerlingvolgsystemen als basis voor opbrengstgericht werken in het Primair Onderwijs. Enschede: Universiteit Twente.

Janssens, F. J. (2008). Kijk op toetsen. Universiteit Twente.

Kohnstamm, P. (1963). Persoonlijkheid in wording (4de druk). Haarlem: Tjeenk Willink.

Marquenie, E., Opsteen, J. Brummelhuis, A. ten, Waals, J. van der (2014) Elk talent een kans. Verkenning van gepersonaliseerd leren met ICT. (onderzoeksnotitie ten behoeve van project Leerling 2020) In opdracht van Schoolinfo voor de VO-raad.

Mooij, T. (1991) Schoolproblemen van hoogbegaafde kinderen. Richtlijnen voor passend onderwijs. Muiderberg: Coutinho.

Mooij, T. (2016). Onderwijsdifferentiatie en leerlingproblemen in Nederland, 1916-2015: Review van probleemanalyses, onderzoeken en effecten van beleidsmaatregelen. Mens en Maatschappij, 91(3), 235-269.

Nijhof, W.J. (1981). Interne differentiatie als een innovatie. ’s-Gravenhage: Staatsuitgeverij.

Onderwijsraad (2014). Een eigentijds curriculum. Den Haag: Onderwijsraad

Platform Onderwijs 2032 (2015). Hoofdlijn advies: een voorstel. Gevonden op 7 oktober 2015 op http://onsonderwijs2032.nl/wp-content/uploads/2015/09/Hoofdlijn-advies-Een-voorstelOnderwijs2032.pdf

Reints, A. & Wilkens, H. (2012). Wat bepaalt de kwaliteit van digitaal leermateriaal. 4W, 1(1), 28.

Theisens, H. (2014). De toekomstbestendigheid van het Nederlandse Onderwijssysteem. Een startdossier: zes belangrijke trends, vijf risico’s en vier conclusies. Den Haag: Haagse Hogeschool.

Walraven, M., Kieft, M. & Broekman, L. (2011) Passend onderwijs aan leerlingen met gedragsproblemen. Ervaren docenten uit het voortgezet onderwijs aan het woord. Utrecht: Oberon

Gamification Conferentie 2017

Op zaterdag 25 maart stapte ik vol goede moed ‘De School van de toekomst’ binnen om me te laten inspireren en actief deel te nemen aan de Gamification Conferentie in het Koning Willem I College, georganiseerd door Sem van Geffen. (Mijn buurman op de foto!)

 De Fontys masteropleiding MLI was goed vertegenwoordigd en samen met 100 andere deelnemers namen we deel aan (helaas slechts) 3 van de 26 verschillende workshops.
-     De inzet van analoge games in het onderwijs
-     De inzet van analoge en digitale games in een educatieve setting.
-     Minecraft in de klas

De workshops waren niet alleen inhoudelijk sterk, maar nodigden vooral ook uit tot dialoog en het delen van kennis en informatie met mededeelnemers. De interactie die hierdoor ontstond, werd door de inzet van – een speciaal voor deze dag ontworpen app – nog eens versterkt.  

De keynotes inspireerden me!
Richard Meijer opende de dag met een betoog waarop hij inzoomde op de belevingswereld van de studenten van nu en welke plek games daarin innemen. Waar meneer Meijer me met regelmaat aan het lachen kreeg met zijn komische anekdotes, zette de keynote van Erik Meester me juist aan het denken en bewoog hij de luisteraar om kritisch te blijven en niet per definitie al het ‘oude’ overboord te gooien en klakkeloos mee te gaan in de trends van nu. Professionele dialoog is nodig om het nut en de noodzaak van gamification in het onderwijs te kunnen borgen. Zijn betoog werd afgesloten met het bekende Super Mario deuntje en een passende pay off: ‘Gamification; level up!’

SWOT-analyse 2.0 Martine

Quest 3 – SWOT analyse 2.0

Na de ontvangen feedback van een gameteamlid (feedbackkaart) heb ik mijn SWOT-analyse aangescherpt. Op de feedbackkaart heb ik gearceerd waar ik verandering in heb aangebracht. Verschillende afzonderlijke punten heb ik samengevoegd tot één punt. Het kwadrant van zwaktes kon ik eerder nog niet zo goed verwoorden. Dat heb ik nu verder uitgeschreven. In de conceptversie was de rol van de MLI-er enkel gericht op sterke punten. In deze 2.0 versie is er ook aandacht voor ontwikkelpunten voor de MLI-er. De literatuurlijst is verder aangevuld.

Wij, Sarah’s duivels, hebben gekozen voor het scenario offline – tailormade. In dit scenario gaan we ervan uit dat je leren samen doet, face-to-face. Leerlingen leren in wisselend samengestelde groepen en in wisselende ruimtes. Docent heeft een sturende/coachende rol en houdt alle leerling gegevens op papier bij. Het contact tussen leerkracht en leerling is intensief. De leerling staat centraal en heeft de regie over zijn eigen leerproces. Talentontwikkeling wordt gestimuleerd.
Als docent basisonderwijs richt ik me in deze SWOT-analyse intern op de sterke en zwakke punten van onze organisatie. Extern belicht ik de belangrijkste kansen en bedreigingen. Op deze manier breng ik het complete beeld van de kerngegevens van onze organisatie in beeld.


Sterktes:
Basisschool Noorderpoort kenmerkt zich door haar kernwaarden laagdrempeligheid, openheid en de onderwijsdriehoek. Laagdrempeligheid betekent  onder andere gemakkelijk aanspreekbaar zijn, veilig, open, betrokken en professioneel. De onderwijsdriehoek ontstaat door een goede samenwerking tussen school, ouders en leerling. Een hoge ouderbetrokkenheid maakt hiervan deel uit. Openheid ontstaat door de actieve rol die school aanneemt richting ouders omtrent het kind. Ouders worden steeds uitgenodigd te participeren in het leerproces dat de leerlingen doormaken op de school.
Studiedagen en het aanbieden van de mogelijkheid om een cursus of studie te volgen stimuleert de docent om zich verder te professionaliseren. Tevens worden docenten op basis van hun expertise gevraagd om deel uit te maken van bepaalde werkgroepen. Op deze manier wordt de expertise binnen de school ten volle benut en ingezet om veranderingen bespreekbaar en uitvoerbaar te maken.
Talentontwikkeling heeft al een plaats gekregen binnen het onderwijs van KBS Noorderpoort. Door middel van uitdging en ondersteuning worden leerlingen gemotiveerd om het beste uit zichzelf te halen en hun talenten te ontwikkelen (Ledoux & Volman, 2011).

Zwaktes:
De ruimte in de school is beperkt. Klaslokalen hebben allemaal dezelfde grote. De gangen en de aula zijn de enige open ruimtes. Deze lenen zich niet om te benutten voor kleine werkplekken.
Het onderwijs wordt gegeven in homogene jaargroepen. Leerkrachten hebben enkel ervaring met differentiatie in hun eigen groep. Flexibel en klas doorbrekend werken met verschillende jaargroepen zijn ze niet gewend. Leerkrachten ervaren het werken in de eigen groep als veilig. Het ontbreekt ze aan voldoende kennis en motivatie om klas doorbrekend onderwijs te bieden.
De verschillen tussen de leerkrachtcompetenties zijn groot. Niet iedereen heeft voldoende kennis van vaardigheden en de leerlijnen. Ook zijn er grote verschillen in het hebben van een kritische en onderzoekende houding. Niet elke leerkracht bezit de juiste competenties om leerlingen sturing te geven aan het ontwikkelen van de eigen vaardigheden.
Er wordt gebruik gemaakt van coöperatieve werkvormen, maar de methode is vooral leidend voor de les. De rol van de leerkracht is hierdoor meer die van kennisoverdrager dan begeleider/coach van het onderwijs.

Kansen:
KBS Noorderpoort is onderdeel van stichting Initia. Binnen deze stichting worden al heel voorzichtig stappen gezet om, stichtingbreed, een lijn uit te zetten op verschillende gebieden van het onderwijs. Leerlingzorg is hier een voorbeeld van.  Door de samenwerking verder uit te breiden wordt het innovatieve vermogen van de school en stichting beter benut (Wierdsma & Swieringa, 2011). Een innovatief vermogen neemt een belangrijke plaats in een lerende organisatie in. Op die manier kan een school steeds mee blijven gaan in veranderingen en ontwikkelingen.
Op KBS Noorderpoort wordt er aandacht besteedt aan talentontwikkeling. Ledoux en Volman (2011) onderscheiden hierin drie domeinen. Op KBS Noorderpoort wordt er met name veel aandacht besteedt aan talentontwikkeling op het gebied van kunst & cultuur, sport & beweging. Het cognitief talent stimuleren is een kerntaak van het onderwijs.  Er kan meer specifieke aandacht worden besteed aan het aanleren van (metacognitieve) vaardigheden. Hieronder valt te noemen; combineren, analyseren en probleem oplossen. Zaken die leerlingen kunnen toepassen om een leven lang te kunnen leren.
Met het inzetten van het concept ‘leven lang leren’ maken niet alleen de leerlingen zich vaardigheden eigen, maar leren de leerkrachten steeds meer en nieuwe vaardigheden aan. Daardoor zijn ze in staat om leerlingen beter te kunnen begeleiden in het cognitieve leerproces. En is de leerling beter in staat om eigenaar te zijn van zijn eigen leerproces (Marino, 2011).

Bedreigingen:
KBS Noorderpoort is een kleine dorpsschool. Het leerlingaantal schommelt al een aantal jaar rond de opheffingsnorm. De voorspellingen zijn dat de leerlingaantallen tot 2020 redelijk stabiel zullen zijn of een kleine krimp zullen vertonen. In het dorp zijn er nog 7 andere basisscholen. Deze vissen allemaal in dezelfde vijver. Het zou kunnen dat er in de toekomst scholen samengevoegd gaan worden. Dat betekent ook een samensmelting van onderwijsvisies. Hier zal dan een nieuwe visie uit voort moeten komen.
Om gebruik te kunnen maken van de verschillende soorten leslokalen zal er danig moeten worden geïnvesteerd in ruimtes om te kunnen leren/onderzoeken. Aangezien er sprake is van een offline leeromgeving zal er flink geïnvesteerd moeten worden in les- en leermaterialen. Beide zaken zullen een flinke kostenpost met zich meebrengen.
De digitalisering zal zijn verdere opmars nemen in de toekomst. Mogelijk dat het analoog leren snel achterhaald zal zijn. Kennis is namelijk minder snel voorhanden en minder snel te bewerken in een analoge omgeving dan een digitale omgeving. Mogelijk dat leerlingen zich belangrijke ICT vaardigheden niet eigen zullen maken, omdat ze er niet mee in aanraking komen. Dit kan moeilijkeheden geven met de stap naar de arbeidsmarkt.


 Ontwikkelmogelijkheden:
·     De MLI-er heeft contact met de directie over de ontwikkelpunten van de school. Dit is het vertrekpunt om werkgroepen te vormen om te kunnen werken aan veranderingen binnen de school. De rol van de MLI-er is met name coachend en sturend. Hij verstrekt  (achtergrond)informatie en informatie over belangrijke onderwijsontwikkelingen.
·     De rol van de MLI-er is naast een leidende rol ook een voorbeeldrol op het gebied van het ontwikkelen van innovaties en het inspireren en motiveren van collega’s.
·     Door meer contact te zoeken en te leggen met scholen binnen en buiten de stichting zou de MLI-er het innovatienetwerk kunnen vergroten. Er kan dan meer kennisdeling ontstaan. Dit gebeurt nu nog veel te weinig.


Literatuur:

Marino, J. & Polderman, J. (2011). Leading continous improvement. Breda: Magistrum. Geraadpleegd op www.expertis.nl/resources/site403/CVL_cursisten/folders/MAG_LearningContiniousImprovement.pdf

Ledoux, G. & Volman, M. (2011). Op zoek naar talent. Talentontwikkeling op expeditiescholen.

Verstraete, I. & Nijman. K. (2016).  Handbook voor leren leren voor het voortgezet onderwijs. 5 Krachtige principes vertaald naar de praktijk. Groningen: Noordhoff-uitgevers

Wierdsma, A. en Swieringa, J. (2011). Lerend organiseren en veranderen – Als meer van hetzelfde niet helpt. (3e druk). Groningen: Noordhoff-uitgevers:


Bronnen:
Gebruikte bronnen bij deze SWOT analyse:
·     Schoolgids KBS Noorderpoort
·     Curriculum analyse 2015-2016


zaterdag 25 maart 2017

Vanuit zwaktes kansen benutten 2.0.



Conceptuele toelichting gekozen groepsscenario offline-tailor made
De rode draad in dit scenario is dat je leren samen doet. Analoog, gelijk aan de manier waarop bijna iedereen in zijn werk ook in groepen opereert. Het leren in een groep en dus het onderhouden van persoonlijke relaties leveren een positieve bijdrage aan de groei en ontwikkeling van studenten (Deci & Ryan, 2002). 

Door samen te werken in multidisciplinaire teams worden de verschillende talenten en rollen van de lerende worden benut. De lerende bepaalt zelf wat hij wil leren. Binnen de groepen geven peers elkaar feedback, feedforward en feedup om zo het leren te bevorderen (Hattie & Timperley, 2007). Technologie heeft geen prominente rol in het leerproces.Er zijn diverse mogelijkheden tot oriëntatie op verschillende inhouden en richtingen.  De rol van de docent is met name het begeleiden/coachen van de lerende en helpen de ontwikkeling te sturen. Op het beroepsonderwijs wordt multidisciplinair gewerkt, samen met bedrijven: de arbeidsmarkt en het onderwijs zijn met elkaar vervlochten (den Ouden, Valkenburg & den Brok, 2014).Het verschil tussen mbo en hbo is opgeheven: lerenden werken aan hun eigen talent/competentieontwikkeling. Daarbij worden ze indien nodig geholpen door experts, zoals de programmeerdocente van Saartje in het uitgeschreven scenario. De missie/visie van deze scholen sluiten aan bij wat Littky (2004) beschrijft als ‘big picture’ scholen. Het onderwijs is volledig persoonlijk en ontwikkelingsgericht, geënt op persoonlijke groei.De tweedeling tussen hoofd- en handopgeleid is gemaakt op voorspraak van Nathalie Baartman, die de gebruikelijke terminologie van hoogopgeleid en laagopgeleid veroordeelde en daar veel navolging bij vond (Baartman, 2017).


Analyse startpuntIn het huidige curriculum van de organisatie (Fontys BEnT met een focus op Technisch Bedrijfskunde) is geen expliciete ruimte voor gepersonaliseerd/talentontwikkelend onderwijs opgenomen. Impliciet bestaan er op verschillende plaatsen in het curriculum enkele activiteiten die te relateren zijn aan talentontwikkelend onderwijs. Het management heeft het gezamenlijke doel uitgesproken om in 2020 als instituut bekend te staan om zijn aandacht voor talent. Dat betekent dat het curriculum een aantoonbare focus op talenontwikkeling laat zien in de komende jaren, wat moet gaan leiden tot studenten en werknemers die: maximaal hun talenten benutten, reflective practioners zijn, een moreel kompas en innovatief leiderschap ontwikkelen.
Tijdens het analyseproces zijn inzichten met betrekking tot de huidige situatie en het toekomstige scenario tot stand gekomen. In relatie tot het huidige veranderproces en het toekomstige scenario is onderstaande SWOT analyse tot stand gekomen:


Krachten
Door de huidige inzet van ProjectBasedLearning (PBL) binnen de opleiding hebben docenten veel ervaring met het aannemen van een tutor-rol (coachend). Tevens resulteert dit in het kunnen werken met multidisciplinaire studententeams en aan de achterkant in 'gekleurde' docententeams die gezamenlijk een project uitvoeren. In het toekomstige scenario zal de nadruk nog meer op deze docentenrol gelegd worden, deze huidige kracht zal dus nog meer aandacht krijgen.

Momenteel wordt sterk ingezet om het 'mastergehalte' op te krikken binnen het instituut. Het is interessant om de vraag te stellen of dat perse moet. De situatie is dat er een goede mix is tussen vakexperts die recent uit het werkveld zijn overgestapt naar het instituut (30%), hoog (Master of PhD) opgeleide docenten (82%) waarvan +/- 6 MLI' ers en jonge alumni die als onderwijsassistent zijn aangebleven na het afronden van de opleiding. Door deze mix is er een goede balans gedurende zowel het ontwerpen van onderwijs als de uitvoering. In het toekomstige scenario zal deze mix van mensen bij het opzetten en uitvoeren van onderwijs cruciaal zijn.

De fysieke aanwezigheid van studenten door PBL is kracht waarmee de menselijke interactie wordt verhoogd. Er is veel face-to-face contact wat ook het sociaal-ethische proces bevorderd van het burgerschap. Momenteel worden experimenten met internationale studenten opgeschaald waardoor ook internationaal-burgerschapsontwikkeling zich voordoet bij individuele studenten. In het toekomstscenario blijft dit face-to-face contact behouden en zelfs versterkt.

Zwaktes
Momenteel zijn de projecten erg vol gestopt met inhoud. Deze inhoud wordt vaak frontaal aangeboden tijdens hoorcolleges. Studenten hoor je regelmatig aangeven dat zij de relatie tussen de praktijkopdracht en de aangeboden theorie niet snapt. Een zwakte hiervan is dat bijna alle docenten vertrekken vanuit vakinhoud en het gevoel hebben dat studenten leren wanneer zij theorieën en modellen aanbieden. Doordat docenten nog steeds regelmatig 'alleen' of in homogene groepen onderwijs ontwikkelen blijven zij snel deze bestaande paden bewandelen. In relatie tot het toekomstscenario is dit zeker een aandachtspunt dat als zwakte genoemd kan worden.

Bestaande lerarenopleidingen gaan niet snel genoeg mee in de verandering om docenten op te leiden voor en in andere rollen. Hierdoor is het kantelpunt erg moeilijk te bereiken naar een open vorm van onderwijs waar wordt gedacht vanuit talentontwikkeling in relatie tot een betere wereld. Momenteel merk je dat de structuur en de cultuur een zwakte is in de transitie naar een innovatie/adhocratiecultuur waarbij mensen zelf initiatief kunnen nemen en daar transparant over zijn. De aanwezige MLI'ers nemen of krijgen weinig ruimte om hun geleerde vaardigheden/kennis in te zetten in relatie tot het toewerken naar het toekomstscenario.


In het technische domein blijft men heel verkokerd werken. Dit is zeker voor technische bedrijfskundige studenten een nadeel. Het is een zwakte dat het docententeam inclusief het management de kansen tot samenwerking met meer technisch georiënteerde instituten in de praktijk niet meer tot uiting brengt. Denk daarbij aan het gezamenlijk openstellen van 'labs/werkplaatsen' maar ook de mogelijkheid tot multi/inter-disciplinaire studententeams. In de richting van het toekomstscenario kan het een zwakte zijn dat opleidingen op hun eigen eiland blijven zitten en dit blijven bewaken.


Kansen
Door de samenwerking van  mensen van alle rangen/standen, leeftijden en zowel onderwijs als bedrijfsleven bestaat er een andere cultuur. Namelijk die van een Leven Lang Leren. Als deze zich in cultuur kan inbedden zullen de verschillen tussen burgers afnemen in relatie tot hoog of laag opgeleid. Inherent aan deze cultuur is dat Nederland voorop blijft lopen als kenniseconomie die ook buiten Nederland waarde toevoegt aan het leefcomfort van mensen over de hele wereld.

De wereld van het onderwijs bestaat niet meer uit docenten die meerdere rollen moeten vervullen gedurende het leerproces van andere mensen. Bedrijven en stichtingen kunnen optreden als educational partners die hun rol en verantwoordelijkheid nemen in het ontwikkelen van mensen. Door deze rol kan de werkdruk in het onderwijs afnemen omdat meer mensen een rol kunnen nemen in het faciliteren van een leerproces. Hierdoor verdwijnen de harde grenzen tussen de schoolgebouwen en de wereld daar om heen.


Mensen die werkzaam zijn in het onderwijs kunnen gezamenlijk de leeromgeving ontwikkelen met het bedrijfsleven en overheid. Hierdoor kunnen zij middels een iteratief proces de offline leeromgeving ontwerpen plus faciliteren waarbij zij vanuit hun talent kunnen werken. Een voordeel hiervan kan zijn dat mensen die werkzaam zijn in innovatietrajecten een rol kunnen leidende rol kunnen nemen bij het opzetten en in stand houden van het innovatieproces. Door deze werkwijze zijn zij rolmodel voor de mensen die komen leren/doen in de 'labs'. Talenten van mensen worden ingezet in relatie tot andere mensen. Wanneer mensen vanuit hun  kracht en de dus aanwezige potentie zichzelf kunnen ontwikkelen draagt dat bij aan de opwekking van intrinsieke motivatie. Mensen die op deze manier zichzelf leren te ontwikkelen zullen een leven lang lerend blijven.


Bedreigingen
De uitdaging om een juiste blend te vinden tussen offline en online mislukt. Er ontstaat een nog groter gat tussen digitaal geletterden en niet digitaal geletterden. Als de online omgevingen/programma's om te leren niet aansluiten op de offline omgevingen/programma's dan zal de lerende zich genoodzaakt voelen om een keuze te maken welke wellicht de gemakkelijkste zal zijn gericht op plaats en tijds -onafhankelijk leren. Tevens is een aandachtspunt hoe de toegang tot informatie/kennis wordt gefaciliteerd. Helemaal offline is wellicht niet mogelijk, het gaat dus om een aantal gerichte stappen in een probleemoplossend proces dat mensen afgesloten zijn van online prikkels.

Mensen die geen opleiding hebben gedaan met een pedagogische/didactische achtergrond hebben veel invloed op de ontwikkeling van andere mensen. Hierdoor kunnen er misconcepties ontstaan die ertoe leiden dat lerenden kopieergedrag gaan toepassen en het leren-leren niet optimaal wordt geleerd. 

De offline hotspots kunnen aantrekkelijk zijn voor terroristen om moedwillig schade aan te richten aan grote groepen mensen die zich bezighouden met 'probleemoplossende' vaardigheden. Het is aannemelijk dat op speciale bijeenkomsten veel toekomstmakers fysiek bij elkaar zijn. Tevens zullen deze hotspots qua vierkante meters erg duur zijn, wat ook weer betekend dat de prijsberekening omhoog moet voor gebruikers.



Belangrijke punten

In relatie tot het huidige implementatieproces worden onderstaande (advies)punten:

-      1)  Het mechanisme ‘practice what you preach’ in praktijk brengen door talentgericht te werken. Hierdoor wordt voor meerdere groepen in het instituut transparant (Rogers, 2003) wat er nodig is omtrent het implementeren van talentontwikkelend onderwijs in het curriculum. 

-      2)  Bij het ontwerpen van de offline leeromgeving deze vanuit adhocratiestructuur vormgeven vanuit rollen en verantwoordelijkheden zodat betrokkenen meer autonomie (Deci & Ryan, 2000) ervaren en mede verantwoordelijk worden voor het implementatieproces.

-      3)  Kiezen voor een ‘agile’ aanpak. Wat in de praktijk neerkomt op ‘see-feel’change’. Oftewel, leren door te doen. Middels kleine stapjes, succes boeken en opschalen (Laloux, 2015) (Scharmer, 2010).

-       4)  De manier van samenwerken expliciteren naar een aantal concrete spelregels zodat de impliciete omgang en verwachtingen transparant zijn voor iedereen (Laloux, 2015). Tevens zorg dragen dat iedereen expliciet leiderschap mag gaan vertonen waarbij 'borgers/hoofdverantwoorelijken'  er samen voor zorgen dat zij in de gelijkheidscultuur niet tussen ‘wal en schip’ belanden (Snoek, 2014).

B     Verwerking feedback
       De bril vanuit waar de SWOT analyse is geschreven heb ik aangepast na een inzicht dat ik het verkregen door gesprekken met medestudenten en het bekijken van andere blogs. Tevens heb ik met FED-peer Peter Biekens gesproken over vanuit waar welke tijdseenheden je de SWOT analyse nu moet beschrijven. Ik had daarbij bij de eerste uitvoering moeite met het beslissen wanneer je nu in 2030 staat en wanneer je iets beschrijft vanuit het nu. Tevens vond ik het lastig om in een blog met naam en toenaam mijn instituut te noemen. Het verwerken van de mogelijke toegevoegde waarde van een MLI'er heb ik toegevoegd vanuit zowel toekomstbeeld als de huidige MLI status in het instituut. Ook heb ik een afbeelding toegevoegd die in 1 oogopslag inzicht geeft in de inhoud van de analyse. Tevens heb ik bij bepaalde punten een feedforward/doorkijkje beschreven hoe het beter zou kunnen.