Afgelopen maandag was de kick-off van het vierde
leerarrangement, en werd deze blog geboren. Ik ben me sinds gisteren echt goed aan
het oriënteren op de eerste quest. Hierin komt het woord scenarioplanning duidelijk
naar voren en dankzij de tip van teamgenootje Martine las ik er van alles over
in het stuk ‘leren met toekomstscenario’s (Benammer, et al., 2006). Wat me
hierin aanspreekt is dat er beschreven wordt dat binnen het scenarioleren een
belangrijk deel van de input komt van studenten zelf, dat zij impliciete voorkennis
delen en nieuwe kennis op constructivistische wijze verder opbouwen. Voorts
staat beschreven dat het van belang is om collectief te leren, met andere
woorden in samenwerkingsverband. Samen werken aan het uitdenken en later presenteren
van scenario’s maakt het mogelijk om vaardigheden als onderzoeken, denken
buiten kaders, het uitstellen van oordelen, inzetten van creativiteit, kritisch
denken en vragen stellen en het voeren van dialogen mogelijk maakt.
Scenarioleren begint bij persoonlijke kennis en
percepties. Iedereen neemt de omgeving op zijn eigen manier waar wat percepties
altijd persoonlijk maken en gekleurd door kennis, ervaringen, overtuigingen en/of
waarden. Het scenarioleren heeft tot doel om samenwerkend impliciete kennis te
delen en te gebruiken om verschillende toekomstige mogelijkheden te onderscheiden
en uit te diepen wat kan leiden tot nieuwe inzichten vanuit nieuwe
perspectieven. Deze tacit knowledge (niet gestructureerde voorkennis) van studenten
over een concept, bv internationalisering in de samenleving, geëxpliciteerd en in
een betekenisvolle relatie gebracht met bijvoorbeeld de consequenties hiervan voor
het onderwijs of voor het leren van kinderen. Op deze wijze wordt de persoonlijke
impliciete kennis gedeeld en kan deze na interactie en in praktijk brengen, betekenisvol
en gestructureerd worden opgeslagen als nieuwe geïnternaliseerde kennis. Er wordt
dus bij het scenarioleren er vanuit gegaan dat nieuwe kennis gecreëerd wordt
dankzij de interactie tussen persoonlijke en geëxpliciteerde kennis binnen een
samenwerking.
Nonaka en Takeuchi (1995) vertaalden dit naar het
model van kennisconversie (zie figuur 1). Het model beslaat vier onderdelen (socialisatie,
externalisatie, combinatie en internalisatie) en wordt verbonden door een (iteratieve)
kennisspiraal. De vier begrippen in het buitenste vlak, geven aan hoe de
overgang tussen de onderdelen kan worden ingezet. Bij het ‘field building’
wordt de mogelijkheid tot socialisatie gecreëerd door het scheppen van voorwaarden
voor interactie. Dankzij het voeren van dialogen in interactie wordt kennis geëxpliciteerd
waarnaar het dankzij consolideren mogelijk wordt om samen nieuwe en bestaande expliciete
kennis in verband te brengen. Het in de praktijk brengen van de nieuwe
kennis maakt het internaliseren van de
kennis mogelijk.
Figuur 1
Het model van
kennisconversie (naar Nonaka & Takeuchi, 1995).
Om scenarioleren zo effectief mogelijk te maken is
het van belang dat studenten gedwongen worden om vanuit andere perspectieven te
kijken (out of comfortzone brengen), er diversiteit bestaat binnen de groep,
studenten actief betrokken zijn en eigenaarschap voelen en tot slot dienen de
opdrachten/ de scenario’s prikkelend en uitdagend te zijn.
En opeens begrijp ik nu ook waarom we ‘klasoverstijgend’
gemixt zijn in teams J
Literatuur
Benammer, K., Snoek, M., Dale, L., Juis, N., Meeder,
S., Poortinga, J., ... & Schwab, H. (2006). Leren met toekomstscenario’s:
scenarioleren voor het hoger onderwijs.
Nonaka, I.,
& Takeuchi, H. (1995). The knowledge-creating company: How Japanese
companies create the dynamics of innovation. Oxford university press.
Je hebt een duidelijk en verhelderend stuk geschreven, Ellen. Top!
BeantwoordenVerwijderen