zondag 22 januari 2017

De scenaro's

Op basis van mijn voorwerk van vrijdag heb ik vandaag de scenario's beschreven. Ben ik tevreden? Nee! Ik heb het gevoel dat mijn gekozen assen te veel in elkaars verlengde liggen en dat de scenario's daardoor niet genoeg van elkaar verschillen. Of heb ik nog niet genoeg "out of the box" gedacht? Ik slaap er nog een nachtje over en bedenk me dat soms de weg even relevant is als het resultaat. 

Scenario A: De leerfabriek

Eerst een gecertificeerd diploma, dan aan het werk
Standaardisatie van kennis en vaardigheden

Er zijn landelijke competentieprofielen voor alle schoolniveaus. Vanaf groep 1 in het basisonderwijs worden alle leerprestaties bijgehouden. Van iedere leerling is inzichtelijk hoe zijn niveau zich verhoudt tot de verschillende competentieniveaus. Er zijn examens op ieder niveau en de eisen liggen gedetailleerd vast. Deze examens worden op landelijk niveau vastgesteld en afgenomen. De examens worden ieder jaar geijkt, om te waarborgen dat het niveau hetzelfde is als voorgaande jaren. Om een bepaald opleidingsniveau te behalen, moeten vastgelegde pakketten op dat niveau behaald worden. Leerlingen blijven op school tot er een minimaal eindniveau behaald is: dan pas kunnen zij de arbeidsmarkt betreden. Bij iedere vacature is beschreven welk competentieniveau minimaal en maximaal noodzakelijk is voor de beschikbare functies.

Scenario B: Flexibel op school

Eerst een gecertificeerd diploma, dan aan het werk
Aandacht voor het individuele

Van iedere leerling worden vanaf groep 1 de interesses, ontwikkeling en alle leerprestaties bijgehouden. Op basis hiervan worden individuele routes uitgezet, waarbij iedereen zich op verschillende gebieden doorontwikkeld tot het hoogst mogelijke niveau. Dit kan op het gebeid van traditionele vakken als talen of aardrijkskunde zijn, maar ook op gebieden als dans, sport of muziek. Iedereen verlaat de school met een persoonlijk profiel. Hierin staat gedetailleerd beschreven wat iemand kent en kan op dat moment.

Scenario C: Meester-gezel

Werken is leren, leren is werken
Aandacht voor het individuele

Iedere burger krijgt bij zijn geboorte (of bij zijn naturalisatie tot Nederlander) het recht op achttien jaar scholing. Scholen werken nauw samen met andere overheidsinstanties en het bedrijfsleven. Beroepsopleidingen beginnen direct na het basisonderwijs, waarbij leerlingen een aantal dagen per week werken. Op het werk wordt samen vastgesteld welke competenties ontwikkeld moeten worden: scholen zetten deze verzoeken om korte lesprogramma’s op maat. Net als “sparen voor het pensioen” is “sparen voor bijscholing” verplicht voor medewerkers vanaf 30 jaar. Voor iedere gewerkte maand worden vijftien scholingsuren gespaard: dit geldt ook voor ZZP’ers. Deze gespaarde uren worden deels in scholen ingezet. Daarbij is een breed aanbod, waarbij de aandacht ligt op individuele ontwikkeling en ontplooiing. De uren kunnen ook bij bedrijven en instellingen worden ingezet. In veel bedrijven werken experts die hun kennis en vaardigheden in bedrijfsstages overdragen. Deze experts hebben, naast hun vakinhoudelijke competenties, didactische- en coachingsvaardigheden.

Scenario D: De diplomafabriek

Werken is leren, leren is werken
Standaardisatie van kennis en vaardigheden


Scholen zoals we die nu kennen bestaan niet meer. Er is een strikte scheiding tussen enerzijds het opleiden van mensen, dat voor een groot deel in het bedrijfsleven plaats vindt en anderzijds het certificeren van mensen. Er zijn certificeringscentra die iedere vijf jaar van ieder individu het competentieniveau voor verschillende competenties vaststellen: er is hierbij een splitsing tussen algemene competenties en beroepsspecifieke. Er zijn examens op ieder niveau en de eisen liggen gedetailleerd vast. De examens worden ieder jaar geijkt, om te waarborgen dat het niveau hetzelfde is als voorgaande jaren.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten