vrijdag 27 januari 2017

Quest 1: individueel

Het groepsdeel van onze quest staat al langer online. Voor mijn individuele deel gaf ik in dit bericht al aan dat ik vond dat he wrong. Derhalve ben ik vandaag nog een keer aan de slag gegaan! Het voorwerk van afgelopen week heb ik daarbij als uitgangspunt genomen: de stappen die ik gezet heb, zijn hetzelfde. In dit blogbericht schrijf ik naar mijn nieuwe scenariosjabloon toe. 

De trends die ik het meest relevant vind voor mijn sector zijn inclusief onderwijs, excellentie en partnerschap in het onderwijs. Inclusief onderwijs richt zich op het verzorgen van onderwijs in één omgeving aan leerlingen met een diverse achtergrond. Het onderscheidt zich daarmee van speciaal onderwijs doordat alle leerlingen in dezelfde onderwijsomgeving functioneren. De trend om meer richting inclusie te denken is in Nederland in 1994 ingezet met het tekenen van het Salamanca Statement en is in 2016 geëffectueerd nadat de eerste kamer akkoord ging met het wetsvoorstel. Sindsdien zijn tien voortgangsrapportages verschenen (Dekker, 2017). Inclusief onderwijs richt zich met name op het primair onderwijs. Dat is een van de redenen dat ik een verbreding richting excellentie voorstel: dat is een thema dat in het hbo een rol speelt (Coppoolse, Eijl, & Bruijn, 2010). Daarnaast heeft Avans Hogeschool aandacht voor studenten met een functiebeperking en biedt ze begeleiding op maat aan hen (http://www.avans.nl/studeren/voorzieningen/begeleiding-op-maat/studeren-met-een-functiebeperking). Waar bij inclusief onderwijs de focus als snel ligt op studenten met een handicap, stel ik derhalve voor om excellentie ook te zien als een eigenschap die inclusief moet zijn in het onderwijs. Als het onderwijs er is voor iedereen, zou er plaats moeten zijn voor iedereen: dus ook voor de excellente student, die -net als ieder ander- specifieke behoeftes heeft. Ook binnen het hbo. 

Op het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs slaat de trend partnerschap in het onderwijs terug op het betrekken van ouders/verzorgers en maatschappelijke instanties bij de school (Broersen & Spreij, 2009). In een college van Ros (2017) over trends werd een bredere definitie gehanteerd, waar naast ouders en maatschappelijke instanties ook de buurt en bedrijven en instellingen expliciet benoemd werden. De trend partnerschap in onderwijs vertaal ik voor het hbo naar een behoefte aan -verregaande- samenwerking met het werkveld. 

Er zijn diverse bewegende krachten te onderscheiden bij deze trends. Uiteindelijk heb ik gekozen voor one size fits all versus tailor made voor de ene as en productie versus consumptie voor de andere as. In een eerste vingeroefening heb ik deze scenario's in trefwoorden ingevuld om te kijken of ik tot een grotere diversiteit kwam dan bij mijn eerste poging: dit licht ik verderop in dit blogbericht toe. 

One size fits all en tailor-made (confectie versus maatwerk)
Aan de ene kant zie ik dat er, onder andere vanuit de trein van inclusief onderwijs, een beweging is richting het leveren van maatwerk. Dit is met name gericht op het proces van onderwijs. Op het gebied van diplomering is er eerder sprake van een beweging richting meer confectie. In plaats van het zelf samenstellen van een vakkenpakket op het voortgezet onderwijs zijn er profielen gekomen, waardoor er minder keuzevrijheid is. Daarnaast is er een verplichte rekentoets gekomen. Niet verwante mbo-4 opleidingen, geven geen toegang meer tot het hbo. Kortom: meer one size fits all. Overigens is er op groepsniveau weer wel een beweging richting differentiatie, waar bijvoorbeeld de associate degree binnen past. 

Consumptie en productie
Kennis die er al is, kan geconsumeerd worden. Hetzelfde geldt voor vaardigheden: bestaande vaardigheden kunnen worden aangeleerd. Kennis en vaardigheden die er nog niet zijn, kunnen niet geconsumeerd of aangeleerd worden, maar slechts "geproduceerd" worden, waarschijnlijk in een groep. De vraag is of het onderwijs in de toekomst zich meer gaat richten op het overdragen van reeds bestaande kennis of juist meer op de creatie. Beide uitersten leiden tot andere manieren van opleiden en toetsing. 

In het schema hieronder zijn beide assen opgenomen en is er met behulp van trefwoorden een eerste richting voor uit te werken scenario's gegeven. 



Deze indeling is bruikbaar voor alle sectoren in het onderwijs en daarmee ook bruikbaar als blauwdruk voor onze gezamenlijke visie. Als leerlingen op de basisschool als consument van informatie worden opgevoed, komen ze met andere verwachten en mogelijkheden in het vervolgonderwijs terecht dan wanneer ze vanuit het productie-paradigma zijn opgevoed. Hetzelfde geldt voor tailor made versus one size fits all: leerlingen die gewend zijn om keuzes te maken en met eigen routes door het onderwijs te bewegen, kunnen en verwachten andere vormen van onderwijs en een andere mate van keuzevrijheid dan zij die cohortsgewijs door het systeem zijn geleidt.

De onzekerheid over waar de balans over een jaar of vijftien ligt is groot. Daarmee vormen deze kwadranten een goede basis om scenario's te ontwikkelen over de verschillende sectoren heen. 

Literatuur

Broersen, A., & Spreij, L. (2009). Parameters in de dynamiek van educatief partnerschap. Tijdschrift voor Orthopedagogiek48(11), 483.
Coppoolse, R.,lid lectoraat, Eijl, P. v., overige, & Bruijn, E. d., lector. (2010). 
Naar een instellingsbrede excellentiestrategie in het hbo : Een onderzoek naar de ontwikkeling van talent. Tijdschrift Voor Hoger Onderwijs, (4), 217.

Dekker, T; College inclusief onderwijs, 23 januari 2017

woensdag 25 januari 2017

Quest 1

Trends en drijvende krachten voor het Primair Onderwijs

A) Maatschappelijke trends

Nieuwe media
De razendsnelle ontwikkeling van ICT maakt dat informatie voortdurend beschikbaar is, er online communities zijn en er veel tools en kennis kan worden gedeeld. Dit vraagt van het primair onderwijs om met ICT te kunnen omgaan en deze toe te passen.

Technologische ontwikkelingen
Het ontwikkelen van kennis vindt plaats in een kennissamenleving waarbij de nadruk ligt op innovatieve oplossingen die tot stand komen door nieuwe technologieën. Het primair onderwijs kan dit realiseren door interdisciplinair samen te werken, gebruik te maken van elkaars talenten, creatief te zijn en out of the box te denken.

Globalisering
Het draait hier om de samenwerking met de hele wereld en het samen verantwoordelijk zijn voor problemen. Dit vraagt van het primair onderwijs om te werken aan maatschappelijke betrokkenheid en verantwoordelijkheid en aandacht te besteden aan de omgang met andere culturen.

Duurzaamheid
Er moet een duurzame levensstijl worden ontwikkelt om overmatig energiegebruik, milieuvervuiling, ontbossing, overconsumptie en afval tegen te gaan. Dit vraagt van een schoolorganisatie in het primair onderwijs om zo veel mogelijk duurzaam te functioneren en te opereren en vanuit dit handelen kennis over te dragen over duurzame oplossingen.

Maatschappelijke onrust
De maatschappij krijgt steeds meer te maken met diverse vormen van onrust, zoals terrorismedreiging, financiële crisis, vluchtelingen, immigratie, ontkerkelijking en vervaging van normen en waarden. Dit vraagt van het primair onderwijs om voldoende aandacht te besteden aan de morele ontwikkeling en opvoeding van kinderen. Afstemming met ouders en omgeving is van essentieel belang.

Demografische ontwikkelingen
Er worden minder kinderen geboren in Westerse landen, de gemiddelde leeftijd stijgt, er wordt langer gestudeerd, er zijn vele vormen van een slechte leefstijl (waaronder verslaving en overgewicht) en de groep werkenden wordt kleiner en niet-werkenden groter. Het primair onderwijs kan een bijdrage leveren door verslaving, gezondheid en bewegen meer onder de aandacht te brengen.


B) Onderwijs trends

Partnerschap in het onderwijs
Het onderwijs gaat steeds meer samenwerken met mogelijke partners. Ouders, bedrijven en instellingen, buurt en wijk, maatschappelijke instanties, zoals: zorg, politie, bibliotheek, theater, etc.

Burgerschapsonderwijs
Door individualisering in de maatschappij is er behoefte aan sociaal anker. Denkend aan normen en waarden, burgerschapsvaardigheden en de opkomst van de brede school.

Beta-techniek
Er is een grote behoefte aan technisch geschoolde mensen. Binnen het onderwijs moet de Beta-techniek aantrekkelijk worden gemaakt. Leerlingen moeten meer vanuit een maatschappelijk probleem gaan onderzoeken en ontwerpen.

21st century skills en ICT
De 21st century skills dienen geïntegreerd te worden in het reguliere curriculum. Hieronder vallen met name de operationalisatie van de skills, het volgen en bevorderen van ontwikkeling van leerlingen, de inzet van social media en ICT in onderwijs en de aandacht voor ICT-vaardigheden.

Inclusief onderwijs
Passend onderwijs voor alle leerlingen is het beleid van de overheid. Scholen moeten zich richten op het omgaan met verschillen (differentiatie), het uitgaan van behoeftes van leerlingen, de referentieniveaus en het werken vanuit ontwikkelingsperspectief.

Excellentie
Er is steeds meer vraag naar aangepast onderwijs aan meer-/hoogbegaafden. Scholen dienen zorg te dragen voor signalering van onderpresteren en daarbij tegemoet te komen aan extra uitdaging/verrijken/versnellen, binnen/buiten de klas.


C) In de praktijk

Mijn organisatie bevat al enkele kenmerken die onder de huidige trends vallen. Tevens vinden diverse innovatieve processen plaats die passen bij de genoemde trends. Deze kunnen worden onderverdeeld in het volgende schema:

Innovatie/Kenmerk:
Behorende bij trend:
Het schoolbreed inzetten van de applicatie ‘klasbord’ en de vernieuwde website.
Partnerschap in het onderwijs, nieuwe media
Het opzetten van een leerlijn programmeren (scratch, bomberbot, lego league).
Beta-techniek, 21st century skills en ICT, excellentie
Het opzetten van een knutsel-/handvaardigheidsruimte met alleen maar duurzaam materiaal (fantasiefabriek).
Duurzaamheid, technologische ontwikkelingen
Het gebruikmaken van tablets (via snappet) voor de vakgebieden rekenen, spelling en technisch lezen.
Nieuwe media, inclusief onderwijs
Het voeren van ouder-/kindgesprekken in plaats van de gangbare 10-minuten/rapportgesprekken.
Partnerschap in het onderwijs, inclusief onderwijs, maatschappelijke onrust
Het vernieuwde aanbod van het vak wereldoriëntatie a.d.h.v. Ondernemend Onderwijs.
Beta-techniek, 21st century skills en ICT, technologische ontwikkelingen
Het toewerken naar het creëren van een online portfolio (seesaw).
Partnerschap in het onderwijs, inclusief onderwijs, technologische ontwikkelingen
Het toepassen van diverse apps en software binnen het lesaanbod (classdojo, kahoot, plickers, zapption).
Nieuwe media, technologische ontwikkelingen
De focus op talentontwikkeling en passend aanbod.
Partnerschap in het onderwijs, inclusief onderwijs, excellentie
De ontwikkeling van basisschool de Haren naar Kindcentrum de Haren binnen de Brede Bossche School Haren, Donk en Reit.
Burgerschapsonderwijs
De samenwerking met de verschillende partners in de Brede school.
Globalisering, maatschappelijke onrust, demografische ontwikkelingen, partnerschap in het onderwijs, burgerschapsonderwijs
Het tot stand komen van ‘de leerlingenraad’ bestaande uit leerlingen van de groepen 6 t/m 8.
Technologische ontwikkelingen, globalisering, duurzaamheid, inclusief onderwijs
Het predicaat ‘gezonde school’ op het gebied van voeding en sport (tevens gezond schoolplein).
Duurzaamheid, demografische ontwikkelingen

Binnen mijn organisatie brengen deze kenmerken en ontwikkelingen heel wat teweeg. Dit betekent voor mijn collega’s dat zij:
§  Up-to-date moeten blijven (m.b.v. netwerk).
§  Samen/individueel leersituaties moeten ontwerpen.
§  Moeten kunnen omgaan met ICT en het toepassen van nieuwe ontwikkelingen.
§  Nieuwe mogelijkheden moeten benutten (aangezien de organisatie hier voldoende ruimte voor geeft).
§  Creatief en out of the box moeten denken.
§  Flexibel en samenwerkend moeten handelen.
§  Vanuit nieuwe doelen moeten werken.
§  Keuzes moeten maken en leren om prioriteiten te stellen, denkend aan LA3 de bewustwording van het borgen van een innovatie (Kotter, 1996).
§  Een leven lang leren (werkgerelateerd tot het pensioen).


D) Drijvende krachten

Achter de beschreven trends staat tussen haakjes de frequentie vanuit het vorige schema vermeld. De bijbehorende drijvende krachten staan per trend beschreven.

Trends:
Drijvende krachten:
Nieuwe media (3)
Cognitivisme çè Connectivisme
Technologische ontwikkelingen (5)
Offline çè Online
Globalisering (2)
Regionalisering çè Globalisering
Duurzaamheid (3)
Consumerende samenleving çè Duurzame samenleving
Maatschappelijke onrust (2)
Radicalisering çè Diversiteit hanteren
Demografische ontwikkelingen (2)
Slechte leefstijl çè Gezonde leefstijl
Partnerschap in het onderwijs (5)
Individualisering çè Socialisering
Burgerschaps-onderwijs (2)
Autonome organisatie çè Samenwerkende organisatie
Beta-techniek (2)
Reproduceren çè Onderzoeken en ontwerpen
21st century skills en ICT (2)
Curriculum van vroeger çè Curriculum van de toekomst
Inclusief onderwijs (5)
Leerkrachtgestuurd çè Leerlinggestuurd
Excellentie (2)
Belemmeren çè Verrijken


E) Scenariosjabloon

Binnen mijn organisatie komen de trends partnerschap in het onderwijs, technologische ontwikkelingen en inclusief onderwijs het meeste aan de orde. Dit blijkt o.a. uit de samenwerking met partners binnen de Brede School en diverse bedrijven en instellingen. De opgezette kindcentrumbrede leerlijn 'techniek is toekomst' (winnaar onderwijsprijs van Noord-Brabant 2015) combineert partnerschap met techniek en past technologische ontwikkelingen toe binnen het curriculum. In de beschreven visie van het Kindcentrum wordt een toekomstige ontwikkeling van passend onderwijs naar inclusief onderwijs genoemd. Deze krijgt momenteel vorm door steeds meer aandacht te hebben voor talentontwikkeling en het bieden van maatwerk. De trend partnerschap in het onderwijs ontwikkelt zich, maar is met name al een kenmerk van mijn organisatie. Innovatieve processen staan vooral in het teken van technologische ontwikkelingen en inclusief onderwijs. Hieronder de uitwerking van mijn scenariosjabloon:
 F) Literatuur

OESO (2012). Better skills, better jobs, better lives: A strategic approach to education and skills policies for The United Arab Emirates. Paris: OECD Publishing.

Wetering, M.W. van (2016) Kennisnet Trendrapport 2016-2017. Geraadpleegd op 22 januari 2017, van https://www.kennisnet.nl/publicaties/trendrapport/

Thijs, A., Fisser, P. & Hoeven, M. van der (2014). 21e eeuwse vaardigheden in het curriculum van het funderend onderwijs. Enschede: SLO

Voogt, J. & Pareja Roblin, N. (2010). 21st Century Skills Discussienota. Universiteit Twente in opdracht van Kennisnet.

Quest 1  

Het mbo-onderwijs van de toekomst


In de vorige blog beschreef ik (verwachte) ontwikkelingen in het mbo. Een eerste vervolgstap was om me nog verder te oriënteren op de toekomst van mbo-studenten. Hoe komt deze eruit te zien? Frey en Osborne (2013) stellen dat trends in de samenleving en op de arbeidsmarkt ertoe kunnen leiden dat bijna de helft van de beroepen in de komende twintig jaar zullen verdwijnen. 

De landelijke herziening kwalificatiestructuur binnen het mbo en de invoering van de keuzedelen spelen hier, zoals in vorige blog al aangegeven, op in. Binnen het beleidsplan en in de strategische koers van het Summa College wordt ook aandacht geschonken aan de veranderende maatschappij en trends. Zo staat beschreven dat het Summa College staat voor een succesvolle studie maar ook voor een succesvolle carrière van de studenten, gebaseerd op vakmanschap en persoonlijke groei, niet alleen nu maar ook voor de toekomst. Om dit mogelijk te maken dienen studenten actief en persoonlijk begeleid te worden, worden ouders betrokken in het leerproces van hun zoon of dochter, wordt gedurende de opleiding veel aandacht besteed aan het ontwikkelen van een professionele beroepshouding en een persoonlijke beroepsidentiteit, leren studenten om zelfredzaam te zijn en bieden we bij-, her- en nascholingsstrajecten aan (Summa College, 2015). Docenten maken hierbij het verschil; het is aan hen om studenten succesvol de regie over het eigen leren aan te leren zodat elke student succesvol het vakmanschap kan ontwikkelen en de eigen loopbaan kan vormgeven.

Centraal komt nu de vraag te staan: hoe kunnen docenten van het Summa College de studenten leren en voorbereiden op hun loopbaan en op deze arbeidsmarkt? Op welke wijze dient dan een  toekomstbestendige curriculum opgebouwd te worden? Waar en hoe leren studenten het meest effectief? Over welke vaardigheden dienen studenten te beschikken? Over deze vragen hebben ook verschillende organisaties zich reeds eerder gebogen (vgl. MBO raad, 2015; OESO, 2012; de Onderwijsraad, 2014). 

Een aantal trends die ik op vele plaatsen (o.a. MBO raad, 2015; OESO, 2012; de Onderwijsraad, 2014; Rotmans, 2014) steeds teruglees zijn de volgende:

1> Technologisering; hierbij wordt productie geautomatiseerd en vervangen robots/computers letterlijk arbeiders. Hierbij wordt verwacht dat met name arbeidsplaatsen van studenten niveau 2 en 3 van het mbo zullen verdwijnen. Daarnaast verwacht men dat er nieuwe beroepen zullen ontstaan wat pleit om studenten niet voor een specifiek beroep maar voor werk in het algemeen en een leven lang leren op te leiden
2> Digitalisering en medialisering; meer en meer transacties, gesprekken, informatieverstrekking etc verloopt digitaal. Dit vraagt om digitale vaardigheden en leidt tevens naar toenemende verspreiding van informatie en veranderende omgangsvormen.
3> Globalisering; de wereld ligt aan onze voeten, dit leidt naar vele mogelijkheden en nieuwe informatie maar maakt ook dat bepaalde industrie verdwijnt naar lagelonenlanden en (de beleving van) veiligheid soms wordt aangetast dankzij onrusthaarden elders.
4> Individualisering; persoonlijke groei en ontplooiing worden belangrijker, een student moet zichzelf zien recht te houden in de maatschappij, er bestaan geen standaardpaden meer maar een student dient eigen keuzes te maken welke gericht zijn op de eigen kwaliteiten en voorkeuren. Het kunnen inzetten (en zorgvuldig benutten) van hulpbronnen uit de omgeving maakt het gebruik van eigen capaciteiten noodzakelijk. Consequentie van deze individualisering is dat de sociale cohesie afneemt en dat er minder voor elkaar gezorgd wordt.

Wat als we studenten in de toekomst gaan opleiden voor de arbeidsmarkt in het algemeen (voortkomend uit trend 1)? En wat als de individualisering compleet doorzet (voortkomend uit trend 4)? Hoe ziet dan het curriculum eruit en waar, in welke omgeving, leren onze studenten dan?

Technologisering: student opleiden voor werk in het algemeen en leven lang leren
+
Individualisering: curriculumopbouw


Individuele student centraal in onderwijsproces








versus
Docent centraal in onderwijsproces
Docent = coach/faciliteert individuele leerprrocessen
Docent = expert, draagt kennis over

Persoonlijke groei/vaardigheden/motivatie/ vaardigheden leven lang leren centraal

Vakkennis en vakvaardigheden centraal
Gericht op niet-cognitieve ontwikkeling

Gericht op cognitieve ontwikkeling
Buiten de school – op bpv/werkplek

Binnen de school
Informeel leren

Formeel leren


Drijvende onderwijskundige krachten bij de maatschappelijke trend technologisering en de voortdurend veranderende arbeidsmarkt zijn 21e eeuwse vaardigheden, soft skills en de loopbaancompetenties.

Drijvende onderwijskundige krachten bij de maatschappelijke trend individualisering zijn het uitgaan van diversiteit en het inzetten op excellentie.

Overkoepelende onderwijskundige kracht betreft het partnerschap in het onderwijs. Mbo studenten leren graag door ervaringen op te doen in de praktijk. Een intensieve samenwerking met het bedrijfsleven/onderwijsinstellingen maakt onder andere leren op de werkplek mogelijk. De komende jaren zal er nog meer aandacht uitgaan naar hoe kan onderwijs zoveel mogelijk ‘op maat’ geboden worden, hoe kan ‘buiten’ naar ‘binnen’ worden gehaald en hoe leiden we studenten op voor de toekomst waarin een leven lang leren centraal staat. 

De onderwijsopdracht van de docent verandert binnen de leeromgeving in alle onderwijssectoren van het uitsluitend overdragen van (vak)kennis (= rol  van de expert) naar de rol van facilitator en coach van het leerproces van elke individuele student (vgl. Sol, 2012; Teurlings, Van Wolput & Vermeulen, 2006; Zijlstra & Meijers, 2006). Leerlingen en studenten leren op deze wijze zelfregulerend leren en vaardigheden welke noodzakelijk zijn om ook na de post-initiële opleiding succesvol te blijven op de in beweging zijnde arbeidsmarkt (Thijs, Fisser, & van der Hoeven, 2014; Voogt & Pareja Roblin, 2010).
Deze trends en drijvende krachten sluiten aan bij de eerste keuze van het gameteam wat betreft het personaliseren van het onderwijs, het onderwijs gericht op elke individu waarbij de rol van de docent in elk geval anders zal worden dan deze welke hij als vakexpert vaak nu vervult.





Scenario's zeer grof omschreven:

Scenario 1:
Studenten staan ingeschreven op crebo, werken aan authentieke en realistische beroepsproblemen, welke hen voorbereidt op de arbeidsmarkt van vandaag. De docent begeleidt elke student individueel, stimuleert hem om eigen keuzes te maken bij het oplossen van de opdrachten. Elke student doorloopt zijn eigen leerproces.

Scenario 2:
Studenten worden in een klassikale setting opgeleid voor een specifiek beroep (uitstroomprofiel). De docent biedt vakkennis en vaardigheden aan binnen een activerende leeromgeving waar contextrijke opdrachten centraal staan. Alle studenten werken aan deze opdrachten en worden op dezelfde wijze getoetst en geëxamineerd.

Scenario 3:
De vernieuwingen in het bedrijfsleven gaan hard in 2032. Studenten vertoeven veel op de toekomstige werkplek en leren alle nodige benodigde kennis en vaardigheden in de praktijk onder begeleiding van een coach. Op school leren zij niet langer de vakkennis en vaardigheden voor een beroep maar richt het onderwijs zich op persoonlijke groei en het uitbouwen van de loopbaancompetenties. De student bepaalt zelf zijn onderwijstraject en daarmee de duur van zijn/haar opleiding, wordt in zijn kracht gezet, kan ten volle zijn talenten benutten en zelf zijn opleiding samenstellen dankzij een modulair onderwijssysteem. Studenten krijgen een diploma op niveau en leren tijdens stages specifieke kennis en vaardigheden.

Scenario 4:

Studenten krijgen kennis aangeboden welke gericht is op het functioneren op de toekomstige arbeidsmarkt, onder zijn begeleiding wordt hiermee geoefend. De docent stelt algemene onderwijsdoelen, begeleidt en beoordeeld studenten op dezelfde wijze. 



Literatuur

Frey, C. & Osborne, M. (2013). Future of Employment: How susceptible are jobs to computerisation? 
 Oxford: Oxford University.

MBO Raad (2015). Het mbo in 2025: Manifest voor de toekomst van het middelbaar beroeps-
onderwijs.  Agenda van de mbo-scholen, verenigd in de MBO Raad. Woerden: MBO Raad.

OESO (2012). Better Skills, Better Jobs, Better Lives: A Strategic Approach to Skills Policies.
 Paris: OECD Publishing. 
Onderwijsraad (2014). Een eigentijds curriculum. Advies. Den Haag: Onderwijsraad.

Rotmans, J. (2014). Verandering van tijdperk: Nederland kantelt. E. van Brummelen (Ed.). 
Æneas, uitgeverij van vakinformatie bv.

Sol, Y. B. (2012). Pedagogisch-didactisch handelen van docenten in het voortgezet onderwijs.

Summa College (2015). Inspiratie 2.0 (intern beleidstuk)

Teurlings, C., Van Wolput, B., & Vermeulen, M. (2006). Nieuw leren waarderen. Een 
 literatuuronderzoek naar effecten van nieuwe vormen van leren in het voortgezet onderwijs. Utrecht: Schoolmanagers_VO. 

Thijs, A., Fisser, P. & Hoeven, M. van der (2014). 21e eeuwse vaardigheden in het curriculum 
van het funderend onderwijs. Enschede: SLO

Voogt, J. & Pareja Roblin, N. (2010). 21st Century Skills. Discussienota. Universiteit Twente in 
opdracht van Kennisnet.

Zijlstra, W., & Meijers, F. (2006). 1 Hoe spannend is het hoger beroepsonderwijs?. Fantaseren of
innoveren?, 24(2), 11.