Aanvullingen Quest 3 nav feedback Sarah en
aanvulling op houdingspi’s
Sarah gaf
aan dat mijn analyse nog te algemeen gericht was op de ontwikkelingen en niet zozeer
op mijn specifieke onderwijsinstelling (teams binnen de proposities). Daarnaast
zie ik dat ik nu veel te veel plaats nodig heb om bepaalde houdingspi’s te verantwoorden.
Wellicht heeft een met het ander te maken en kan ik in deze aanvulling twee
vliegen in één klap slaan ;) (aanvullingen werden in het groen getypt)
De maatschappelijke
opdracht van mijn school in relatie tot het scenario bestaat eruit om studenten
voor te bereiden op de steeds veranderende arbeidsmarkt en de noodzaak om
multidisciplinair te gaan werken. Hiervoor is het noodzakelijk dat studenten
leren samenwerken, elkaar feedback te geven en een onderzoekende houding aan te
nemen. De school biedt de ruimte aan studenten om elkaar te ontmoeten, te leren
van elkaars ervaringen en het geven van feedback, feed-up en feed-forward. Daarnaast
biedt de school de studenten te ruimte om eigen keuzes te maken binnen het
eigen leerproces zodat er gepersonaliseerd onderwijs vorm gegeven kan worden.
Quest 3
SWOT-analyse van scenario off-line + tailormade
Sarah’s
duivels hebben een keuze gemaakt! We gaan verder met het scenario van leren in
een volledig offline omgeving en dat op maat van elke student. Hierbij
Als
docent in het MBO zal ik me in deze SWOT analyse richten op de sterkten, de
kansen, de bedreigingen en de zwaktes binnen deze sector wanneer het gekozen
scenario de effectieve toekomst wordt. Hierbij borduur ik voort op ons samen
opgestelde scenario waarbij studenten in
flexibele groepen leren, onderwijsruimtes variëren van groot naar klein,
studenten eigen keuzes maken binnen het leerproces en toewerken naar het
ontwikkelen van een beroepsidentiteit waarbij zij tevens de zelfregulerende
vaardigheden leren welke het voor hen mogelijk maakt om ook post-initieel zich
voortdurend te blijven ontwikkelen en te leren. Het is de taak van de
onderwijsinstelling om studenten niet langer louter voor te bereiden op het
beroep, maar ook om hen de tools mee te geven welke hen in staat stellen een
leven lang te blijven leren. Te blijven leren van en met elkaar,
multidisciplinair, hen toe te rusten met vaardigheden welke hen in staat stellen
om kritisch te denken, het oordelen uit te laten stellen en hen dialogen aan te
laten gaan.
Als
toevoeging en reeds meegenomen in deze analyse: vanaf volgend schooljaar maakt
de opleiding Onderwijsassistent deel uit van een zogenaamde propositie
(samenstelling van verschillende opleidingen die samenwerken en inspelen op
ontwikkelingen op de arbeidsmarkt). Het College van Bestuur is op dit moment
bezig met het herordenen (samenstellen van nieuwe proposities) van alle
opleidingen binnen Summa College. Doel is om de opleidingen binnen een
propositie actief te laten samenwerken om een aanbod neer te zetten voor
student én het werkveld. De propositie is met andere woorden een hulpstructuur
voor opleidingen die snel aangepast kan worden als het werkveld daarom vraagt.
De opleiding Onderwijsassistent zal deel uitmaken van de propositie ‘Welzijn,
sport en pedagogiek’ samen met de opleidingen Pedagogisch Werk, Vrije tijd en
Sport en bewegen. Deze opleidingen hebben verschillende uitstroomprofielen op
verschillende niveaus (niveau 2,3, en 4). De opleidingen Vrije tijd en Sport en
bewegen bevinden zich op een andere locatie dan de opleidingen
Onderwijsassistent en Pedagogisch Werk. De teams op de verschillende locaties
kennen elkaar niet en werkten nooit eerder samen. De analyse is tot stand
gekomen, denkend vanuit de opleiding Onderwijsassistent waar ik werkzaam ben,
binnen het bestaande gebouw (ROC Summa College, Eindhoven, school voor
Welzijn).
In mijn
SWOT-analyse ga ik er van uit dat we als opleiding, zoals beoogd door het CvB,
regelmatig te maken krijgen met nieuwe proposities. Dit betekent dat wij als
opleiding regelmatig nieuwe samenwerkingen met andere opleidingen (op zelfde
ofwel andere locatie) zullen aangaan. Ik probeer te analyseren denkend vanuit
het jaar 2030, maar houd tegelijk rekening met een aantal reeds bestaande,
realistische uitgangspunten welke ik niet veranderd verwacht voor het jaar
2030.
Sterkten
1.
Gepersonaliseerd leren -> studenten maken eigen
keuzes binnen het leren waarbij ze eigen leerdoelen opstellen. Realistische
authentieke problemen worden opgehaald in het samenwerkingsverband met het
netwerk van stakeholders wat maakt dat ze rechtstreeks afgeleid zijn uit de up
to date realistische beroepscontext waartoe studenten opgeleid worden. Bij het oplossen
stippelen studenten hun eigen weg uit, gaan actief op zoek naar kennis die zij
nodig hebben om de eigen leerdoelen te realiseren. Vaardigheden als plannen en
organiseren van eigen werkzaamheden worden geoefend.
Er wordt op dit moment weinig gepersonaliseerd geleerd. Vanaf dit lopende
cohort 2016 (huidig lj 1) gaat dit gedeeltelijk veranderen dankzij de
keuzedelen welke bijgevoegd zijn nav ‘herziening kwalificatiedossiers’ per
augustus 2016. Dit betekent dat een student uit een bepaald aantal door de
school aangeboden keuzedelen kan kiezen en zich hiermee kan profileren richting
het werkveld of bijvoorbeeld beter voorbereid aan het HBO kan beginnen. Mijn
opleiding bepaalde de aan te bieden keuzedelen met het netwerk en dacht ‘vanuit
de student’ bij het vaststellen ervan. Zo werden de routes ‘ik ga werken’, ‘ik
ga doorstuderen’ en ‘ik ga voor mezelf beginnen’ bedacht, uitgewerkt en in
zogenaamde keuzedelenconfiguraties gegoten. Tot voor voor het cohort 2016
werden in de zogenaamde keuzeruimte wel themalessen aangeboden waar een student
een aanbod kregen om uit te kiezen. De ervaring daarmee is echter dat t aanbod
altijd beperkt was en studenten vaak niet tevreden.
Het ophalen van ideeën uit het netwerk voor lesinhouden en beroepsrijke
opdrachten gebeurt wel al. Meer van het onderwijsaanbod zou hieraan gekoppeld
moeten worden, waardoor er voor studenten meer samenhang bestaat tussen de
vakken. Gepersonaliseerd leren kan hierbinnen dan toenemen door voor studenten
wel de eindstip te bepalen maar de route, hobbels en tools erheen zelf te laten
bepalen.
2.
Interdisciplinair samenwerken -> studenten van
verschillende niveaus en met verschillende achtergronden werken samen om de
realistische problemen op te lossen. Hierbij oefenen zij
samenwerkingsvaardigheden als kritische vragen stellen, argumenten
expliciteren, het uitstellen van oordelen, het onderzoeken van diverse
mogelijkheden en het aangaan van een dialoog waarbij tevens het geven van
peerfeedback een essentiële rol speelt. Tevens wordt
door samenwerkend te leren nieuwe kennis geconstrueerd door voort te bouwen op
elkaars bestaande voorkennis.
Op dit moment werken studenten niet interdisciplinair samen, er zijn wel
samenwerkingsopdrachten binnen klassen en ‘oudere jaars’ organiseren wel zaken
voor ‘jongere jaars’ als de introductie of de invulling van een project. De
propositie die komen gaat zal maken dat er meer samenwerking mogelijk wordt
tussen studenten met verschillende niveaus en verschillende beroepen waartoe ze
opgeleid worden.
3. Extern gerichtheid -> samenwerken met de steeds in beweging zijnde
arbeidsmarkt waartoe studenten binnen een propositie opgeleid worden wat het
mogelijk maakt studenten effectief op te leiden voor het beroep en de op dat
moment gewenste specifieke kennis en vaardigheden
Er worden door mij, in mijn rol als
onderwijsontwikkelaar, netwerkbijeenkomsten georganiseerd en begeleid. Ik
presenteer op zo’n bijeenkomst de laatste ontwikkelingen, de verwerkte input
uit de vorige bijeenkomst en laat het netwerk actief meedenken over een bepaald
thema, bijvoorbeeld examinering of integrale opdrachten. Op die manier proberen
we onderwijs aan te bieden en te examineren wat aansluit bij de wensen van het
werkveld waardoor studenten goed voorbereid worden op het beroep. In het
volgend schooljaar zal een symposium georganiseerd wordt waarbij het netwerk
wordt uitgenodigd maar ook onze alumni studenten. Eigen docenten en
gastsprekers zullen hier workshops verzorgen. Dit is een eerste stap naar een
grotere bijeenkomst waarin oud afgestudeerden en de arbeidsmarkt elkaar gaan
ontmoeten en nieuwe kennis aangeboden zal worden.
Als MLI’er bouw ik op dit moment mee aan het curriculum en help ik
teamleden reeds bij het uitwerken van een zo’n integraal als mogelijk
onderwijsprogramma, vertrekkend vanuit de realistische beroepssituatie.
Vaardigheden, noodzakelijk om zelfsturend te leren en samen te werken, 21e
century skills etc. dienen explicieter in het onderwijsprogramma aan bod te
komen. Als MLI’er wil ik me daar de komende tijd op gaan richten. Tot slot zal
ik als MLI’er de kans grijpen mijn netwerk verder uit te bouwen, contacten te
leggen met andere opleidingen binnen de propositie en samen, met andere
stakeholders, op zoek te gaan naar uitdagende en mooie opdrachten waarbinnen
studenten zich uitgedaagd voelen en interdisciplinair kunnen samenwerken.
Zwakten
1.
Huisvesting-> het gebouw (waar de opleiding
Onderwijsassistent gehuisvest is) en het bestaande systeem van roosteren leent
zich niet voor flexibele groepssamenstellingen. Daarnaast bevinden de opleidingen
van Vrije tijd en Sport en Bewegen zich op een andere locatie wat snel en
accuraat overleggen en samenwerken moeilijk maakt. Bovendien kennen niet alle
verschillende onderwijsteams elkaar en hebben zij allen een eigen cultuur.
Het gebouw bestaat voornamelijk uit klaslokalen
waar gemiddeld maximaal 28 studenten in passen en waarmee het lokaal dan ook echt
vol zit. Het biedt weinig ruimte om grotere groepen op activerende wijze aan de
slag te zetten waarbij je als docent nog wel het overzicht kan blijven
behouden. Nu verspreiden studenten zich vaak waardoor een docent naar de samenwerkende
groepjes op zoek moeten.
2.
Docentvaardigheden -> docenten zijn veelal
onvoldoende geschoold om het leerproces van studenten centraal te zetten, samenwerkingsvaardigheden
en het zelfregulerend vermogen van studenten aan te wakkeren en te accepteren
dat niet elke individuele student op hetzelfde moment hetzelfde leert.
‘De docent is bepalend voor de kwaliteit van het onderwijs’ wordt al jaren
gesteld door het College van Bestuur en ik deel die mening volledig. Professionaliseringstrajecten
worden aangeboden maar slechts matig gebruikt. Er wordt op clusterbrede
studiedagen aandacht besteed aan bijvoorbeeld activerende didactiek. Toch lijkt
het leren van activerend lesgeven door docenten moeizaam te gaan en blijven ze
met name vasthouden aan traditioneel klassikaal onderwijs. Er is dit kalenderjaar
door mijn collega onderwijsadviseur een practoraat activerende didactiek
opgericht met als doel om kennis en ervaringen ten aanzien van het inrichtend
van activerende leeromgevingen door docenten centraal staat, als Mli’er draag
ik uiteraard het belang, nut en doel ervan ook uit binnen mijn team.
3.
Bestaand netwerk -> het bestaande netwerk aan
contacten met het werkveld is onvoldoende. Een gemeenschappelijk netwerk dient
nog opgericht te worden. De opleiding/docenten van het team Onderwijsassistent zijn
matig tot onvoldoende extern gericht en kennen lang niet altijd de laatste
ontwikkelingen binnen het werkveld van de propositie.
Aanvullend: In mijn rol als MLI’er zie ik mezelf als voorbeeld voor mijn
collega’s en heb ik de wens om ons als onderwijsinstelling te gaan ontwikkelen
richting een professionele leergemeenschap
Kansen
1.
Versterken adhocratiecultuur, extern gerichtheid. Binnen
team bestaat voornamelijk een familiecultuur, team is weinig extern gericht. Dankzij
de samenwerking tussen de opleidingen onderling en het brede werkveld bij het
leveren van onderwijsaanbod worden studenten breed en up to date opgeleid. Docenten
breiden eigen netwerk uit.
2.
Peer-leren docenten -> de propositie verbindt
verschillende opleidingen met elkaar. Binnen deze opleidingen kunnen zogenaamde
change agents (bijvoorbeeld docenten met MLI-achtergrond) een ondersteunende
rol bieden bij het verbinden van docenten, het laten leren van elkaars
kwaliteiten, het delen van ervaringen en het samenwerkend ontwerpen van
innovatief onderwijs.
3.
Leven lang leren -> studenten leren van en naast
elkaar, hierdoor verwerven zij vaardigheden om zelfsturend en samenwerkend te
leren. Vaardigheden welke noodzakelijk zijn om een leven lang te blijven leren.
4. Autonoom
leren -> Gevoel van autonomie binnen het eigen leerproces groeit dankzij
persoonlijke keuzemogelijkheden bij het leren, dit stimuleert de intrinsieke
motivatie en maakt zelfexpressie en zelfregulatie mogelijk.
Bedreigingen
1.
Wettelijke kaders -> wettelijke kaders,
kwalificatiedossier, diploma-eisen, bestaande en/of nieuwe structuren beperken
de mogelijkheden voor studenten om eigen leerproces vorm te geven en autonoom
keuzes te maken
2.
Waan van de dag -> samenwerken, leren van elkaar,
innovatief onderwijs ontwerpen en het werkveld bezoeken zijn activiteiten die
naar de achtergrond verdwijnen wanneer docenten te prooi vallen aan ‘de waan
van de dag’ waar adhoc vaak problemen opgelost moeten worden, zieke collega’s
vervangen moeten worden, persoonlijke problemen van studenten meer aandacht
vragen dan vooraf ingecalculeerd etc.
3.
Teamcultuur -> bestaande (veelal familie-) teamculturen
binnen de propositie maken het komen tot een effectieve samenwerking moeilijk.
Het veranderen van een bestaande cultuur en komen tot een nieuwe
gemeenschappelijke vraagt om tijd.
SWOT analyse mbo (off-line +
tailormade)
|
|
Sterkten:
|
Zwakten:
|
|
|
Kansen:
|
Bedreigingen:
|
|
|
De heldere feedback van Jochem heeft
er toe geleid dat ik een aantal zaken heb aangevuld. Ik bereidde de uitleg tav
de proposities verder uit. Dit is een belangrijke verandering die, mits hij
doorgang krijgt en voor vlotte wisselingen zal zorgen, zeker een grote rol gaat
spelen in hoe het onderwijs in 2030 eruit zit op het Summa College, welke
sterkten, zwakten, kansen en bedreigingen zich voortdoen. Het is een feit dat
ik in mijn analyse een aantal bestaande punten heb meegenomen, simpel gezegd
omdat ik denk dat ze bepalend zijn en niet snel zullen veranderen.
Bijvoorbeeld: het professionaliseren van docenten staat al jaren in de
beleidsstukken, er werden Summa breed een aantal verschillende acties op
losgelaten en toch blijft het een aandachtspunt. Tot slot vulde ik aan wat ik
mijn rol als MLI’er zou kunnen doen, voortbouwend op wat ik op dit moment al
doe. Ik heb er voor gekozen deze niet steeds te herhalen onder elk kwadrant,
maar alleen aan te vullen indien nog niet genoemd bij kwadrant(en) erboven.
Aanvullend ten aanzien van de houdingspi’s:
Ik ondersteun mijn collega’s bij het
uitwerken van het onderwijsaanbod door hen ideeën en voorbeelden aan te reiken.
Zo maakte ik een raamwerk voor een integrale opdracht en formuleerde de belangrijkste
onderdelen welke daarin moesten opgenomen worden (denk aan toetsing, tools
verwachte hobbels, doelstelling en beginsituatie formuleren ect). In relatie
tot bovenstaande SWOT kan ik mijn collega’s als MLI’er ondersteunen bij het
omgaan en vertalen naar tussenstappen bij de verwoorde bedreigingen.
Participeren/betrekken externen en
interactie leidend tot vervolgactie en eindproduct: In mijn werk als onderwijsontwikkelaar
op het cluster Welzijn vh Summa College organiseer en presenteer ik netwerkbijeenkomsten
met het werkveld. Hierbij haal ik actief input op rondom het vertalen van bijvoorbeeld
inhoud keuzedelen naar onderwijs en examinering of ideeën voor integrale
opdrachten waarbij realistische beroepstaken leidend zijn. In samenwerking met een collega van ROC Ter
Aa (Helmond) construeer ik beoordelingscriteria. Ik ben actief lid binnen de
landelijke kenniskring Pedagogisch Werk en bezoek bijeenkomsten. Ik
organiseerde en begeleidde op onze locatie een kennisuitwisseling met collega’s
van Scalda College, dit was nav een kennismaking op een tweedaagse van de
landelijke Bedrijfstakgroep Welzijn.
Vanuit mijn andere werk als onderwijsadviseur
binnen Summa College maak ik in opdracht van het College van Bestuur een
toolbox voor docenten wat hen ondersteunen kan met het meer innovatief
aanbieden van onderwijs. In deze rol maak ik ook deel uit van de Summa College
brede werkgroep “Onderwijsvisie” waar getracht wordt de bestaande visie op
onderwijs scherper te maken, rekening houdend met ontwikkelingen en trends, en
deze na aanscherping mede te helpen verspreiden binnen de verschillende
clusters. Ik bezocht met mijn team
mede-onderwijsadviseurs een workshop met FED (Fontys Educational Designers) gericht
op het uitwisselen van kennis en tools rondom het innoveren van onderwijs.
Daarnaast sluit ik aan bij in een werkgroep, geïnitieerd van Gilde Opleidingen,
waar dit schooljaar een pilot wordt gedraaid, werkend vanuit het HIL-model
(High Impact Learning). Bovenstaande acties leiden naar het verder ontwikkelen
van innovatieve en activerende onderwijsinhouden en aansluitende
examenproducten. Binnen al deze samenwerkingen ben ik sinds LA 4 veel bewuster
de spelende trends gaan benoemen en ben ik bewuster op zoek naar passende
innovatieve ideeën.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten